Sedert 17 juli 2017 is de wijziging van het onroerenderfgoeddecreet, luik archeologie van kracht.
De belangrijkste wijzigingen zijn:
– Bouwheren kunnen voortaan gelijktijdig met de ter bekrachtiging ingediende archeologienota hun vergunningsaanvraag indienen bij de vergunningverlenende overheid. Er dient dus niet gewacht te worden op de bekrachtiging van de archeologienota alvorens de vergunningsaanvraag in te dienen. De archeologienota echter dient wel aan de vergunningverlenende overheid bezorgt te worden vóór het verstrijken van de termijn voor beoordeling van de vergunningsaanvraag.
– De bestaande vrijstellingen voor de opmaak van een archeologienota worden op een aantal punten aangepast en verduidelijkt:
- Voor werken binnen het gabarit van bestaande lijninfrastructuur gold reeds een vrijstelling van archeologienota. Er wordt een bijkomende vrijstelling ingevoerd om ook beperkte aanpassingen en uitbreidingen aan de lijninfrastructuur mogelijk te maken buiten het bestaande gabarit. Om geen ongewenste effecten en verstoring van het bodemarchief te creëren, wordt de oppervlakte van de ingreep in de bodem buiten het bestaande gabarit beperkt tot 100 m² binnen een vastgestelde archeologische zone. Buiten een vastgestelde archeologische zone of een voorlopig of definitief beschermde archeologische site geldt een vrijstelling wanneer de lijninfrastructuur waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd meer dan 1000 meter bedraagt en de oppervlakte van de ingreep in de bodem buiten het bestaande gabarit minder dan 1000 m² beslaat.
2) Voortaan moet er geen archeologienota meer opgemaakt worden bij vergunningsaanvragen voor het louter verbouwen of herbouwen van een bestaande constructie, zonder bijkomende ingreep in de bodem of voor de regularisatie van vergunningsplichtige projecten waarbij alle ingrepen in de bodem al zijn uitgevoerd.
- Een bijkomende vrijstelling geldt voor stedenbouwkundige aanvragen die kaderen in verbeterd bodembeheer en uitsluitend betrekking hebben op een reliëfwijziging in agrarisch gebied, niet gelegen in een archeologische zone of een voorlopig of definitief beschermde archeologische site, bij een afgraving van teelaarde tot 40 cm en de latere toevoeging met dezelfde teelaarde.
- Bij verkavelingsaanvragen moest reeds een archeologienota toegevoegd worden als de totale oppervlakte van de percelen 300 m² of meer bedraagt als ze in een vastgestelde archeologische zone liggen, en 3000 m² of meer bedraagt als ze buiten een vastgestelde archeologische zone liggen. Een toevoeging verduidelijkt dat er enkel met “de oppervlakte van de terreinen waarop werkzaamheden uitgevoerd worden met het oog op het bouwrijp maken van de verkaveling en de oppervlakte van de kavels die verkocht en verhuurd zullen worden voor meer dan negen jaar, waarop een recht van erfpacht of opstal gevestigd zal worden of waarvoor een van die overdrachtsvormen aangeboden zal worden, zulks met het oog op woningbouw of de oprichting van constructies” rekening gehouden moet worden om te bepalen of een vrijstelling voor opmaak van een archeologienota mogelijk is.
- Er wordt expliciet opgenomen dat er geen archeologienota opgemaakt moet worden voor het bijstellen van een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden, zolang er geen bijkomende ingrepen in de bodem zullen zijn.
– Eerder bekrachtigde archeologienota’s kunnen worden ingediend als ze betrekking hebben op dezelfde percelen en als er geen bijkomende ingreep in de bodem nodig is. De aanvrager hoeft alleen maar de eerder bekrachtigde archeologienota toe te voegen en aan te tonen dat het daarin opgenomen programma van maatregelen werd uitgevoerd. Als dat programma van maatregelen een archeologische opgraving oplegt, dan moet de aanvrager aantonen dat hij een archeologierapport bij het agentschap heeft ingediend.